2019.01
Separate issue

2019.01

€ 20
(price Belgium)
€ 30
(price Europe)
€ 35
(price outside Europe)

Themanummer: De genese van L'Art du Facteur d'Orgues opus magnum en testament van Dom François de Bedos de Celles (1709-1779)

auteur: Joël Hooybergs

  • Ter inleiding
  • Dom François de Bedos de Celles
  • Orgels bouwen en keuren
  • Een netwerk van 18de-eeuwse orgelmakers
  • Lumières& Encyclopédie
  • Wat voorafging...
  • L' Art du Facteur d'Orgues: travail de bénédictin
  • Een overzicht
  • Originele exemplaren in België
  • Heruitgaven
  • Vertalingen
  • Navolging, bewerking en internationale uitstraling
  • Tijdslijn
  • Geraadpleegde literatuur
  • Eindnoten
Order

Samenvatting

Het monumentale en ongeëvenaarde traktaat L’Art du Facteur d’Orgues (1766-1778) van benedictijn Dom François de Bedos de Celles (1709-1779) wordt vaak de Bijbel, catechismus of brevier van de orgelbouwer genoemd. Door zijn omvang, nauwkeurigheid, uitvouwbare platen met uiterst gedetailleerde en aanschouwelijke gravures, blijft dit een bijzonder fascinerend werk. Het voorliggende artikel tracht de genese in kaart te brengen van dit opus magnum, dat in de tweede helft van de 18de eeuw, in het ‘licht’ van de Lumières, door een erudiete monnik uit de Languedoc geschreven werd. Het verscheen in Parijs, grosso modo gelijktijdig met de laatste delen van de Encyclopédie ou Dictionnaire raisonné des Arts et Métiers van Diderot en d’Alembert, een uitgeversonderneming van ongezien formaat en uiting van een nieuwe bewustwording van de mens en zijn plaats in de wereld. Het was meer dan ooit een tijd waarin geloof in vooruitgang en wetenschap hoogtepunten verkende in de drukbezette kabinetten van talrijke academiën.

François de Bedos de Celles werd in 1709 geboren te Caux, op een boogscheut van de stad Pézenas , waar hij, als we sommige auteurs mogen geloven, zijn humaniora-studies voltooide aan het oratorianencollege . Op 16-jarige leeftijd trad hij vervolgens in bij de benedictijnen van Saint-Maur in de abdij Notre-Dame de la Daurade van Toulouse. In 1745 werd Dom Bedos tot secretaris van het kapittel benoemd in de abdij van Sainte-Croix in Bordeaux (33, Gironde), waar hij tussen 1745 en 1748 zijn absolute meesterwerk bouwde dat hem over het hele koninkrijk een voortreffelijke reputatie bezorgde. De monnik keerde vervolgens naar zijn geboortestreek in de Languedoc terug om zijn intrek te nemen in de zusterabdij van Saint-Thibéry, in de directe omgeving van zijn geboortedorp. Hij werd er opnieuw secretaris van het kapittel en werkte er al vlug nieuwe plannen uit om ook deze abdij van een nieuw instrument te voorzien.

De monnik-orgelmaker blijft intrigeren, temeer daar zijn inwijding en vorming in de orgelbouw een volmaakt mysterie blijven! Zijn verkiezing als corresponderend lid van de Académie royale des Sciences et des Beaux-Arts van Bordeaux in 1759 betekende een ingrijpende verandering in het leven van de benedictijn. Deuren gingen voor hem open en gaven hem toegang tot de kringen van vooraanstaande geleerden en wetenschappers. Hij kwam in contact met de Académie royale des Sciences van Paris, waarvan Henry-Louis Duhamel du Monceau directeur was. In 1760 verscheen in Parijs van zijn hand de Gnomonique ou l’Art de tracer les cadrans solaires avec la plus grande précision, een werk dat weliswaar niets met orgelbouw te maken had, maar wel een staalkaart was van zijn uitmuntende kennis inzake wiskunde en fysica. Het wekte vooral de belangstelling van een ander sleutelfiguur uit dezelfde Académie, nl. Jean-Paul Grandjean de Fouchy. In dat jaar werd de volgeling van de heilige Benedictus door Duhamel du Monceau geëngageerd om een allesomvattend werk, een hoogstaand technisch summum over orgelbouw te schrijven. De geleerde monnik, met zijn rijke ervaringen als meester-orgelbouwer en zijn unaniem erkende autoriteit in het vak, zette zich onverwijld aan het schrijven in opdracht van het “selecte gezelschap” dat zijn reeks van de Descriptions des Arts et Métiers opnieuw vlot wou trekken. Sinds het begin van de jaren 1750 zag het immers met lede ogen aan hoe de verschillende delen van de Encyclopédiemet regelmaat van de klok bleven verschijnen.
Het eerste deel van zijn traktaat verscheen in 1766. Zijn verkiezing als corresponderend lid van de Académie royale des Sciences van Parijs in 1767 had niet op zich laten wachten. Toen drie jaar later, in 1770, de delen II & III tegelijk verschenen, werd de theoreticus door het uitgelezen instituut verzocht om zijn werk met een vierde en laatste deel te vervolledigen. Die kroon op het werk echter verscheen pas acht jaar later, nl. in 1778. Gezegend door zijn leeftijd en uitgeput door de veeleisende opdracht, overleed de erudiete benedictijn in 1779 in de abdij van Saint-Denis, nauwelijks een decennium voor het brutale einde van het Ancien Régime.